In 2016 schreef ik voor Oud Barrel over mijn eerste eigen auto, een Peugeot 205. Wat een liefde had ik voor die auto. Oogverblindend mooi. Zonder morren bracht hij me jaren overal waar ik maar heen wilde. Die auto bleef rijden, rijden en nog eens rijden. Zonder ooit een grote reparatie nodig te hebben om door de APK heen te komen. Nee, het gesputter begon bij mij zelf vandaan te komen.
Het begint als ik in augustus 2018 met de 205 op vakantie ben naar de Franse westkust. Kamperen in Normandië en Bretagne en ondertussen veel boeken lezen en wijn drinken. Het is heerlijk, maar na een uur of vier, vijf rijden (met heus een stop ergens in het midden), ben ik werkelijk uitgeput. Zonder stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, isolatie en airco is autorijden namelijk een nogal intensieve bezigheid. Iedereen die graag in oude(-re) auto’s rijdt zal het herkennen.
Doorweekt en half doof
Als ik tijdens de vakantie rustige korte ritjes maak naar de supermarkt of naar het strand en over de kleine weggetjes tussen de bossen en de duinen, is de 205 de lekkerste auto die ik me maar kan wensen. Met de ramen open en een arm op de deur, muziek aan en de zeebries in mijn haren. Hooguit 50 kilometer per uur en nooit langer dan half uurtje achtereen. Zodra ik weer aan de langere ritten naar huis moet beginnen, voel ik tegenzin. Op de dag van zo’n tocht sla ik het douchen ’s ochtend maar over. Dat zou namelijk volslagen zinloos zijn. De auto wordt bloedheet binnen, hoe dan ook. Ik rijd met 130 over de péage met de ramen tegenover elkaar open ter verkoeling. De muziek zet ik dan maar op vol volume om boven het geraas van de wind en de motor uit te komen. Doorweekt van het zweet en half doof kom ik op mijn bestemming aan.
Nadat ik eind augustus terugkom uit Frankrijk weet ik diep van binnen al dat ik en de Peugeot 205 onze langste tijd gehad hebben. In de 205 ben ik een meer ervaren chauffeur geworden, en dat betekent direct ook dat ik hem ontgroeid ben. Ik heb geen auto omdat ik hem in mijn dagelijks leven nodig heb. Verre van zelfs. Ik heb een auto omdat ik van auto’s houd en omdat ik ermee op pad wil. Ik wil lange ritten kunnen maken. Ik wil stuurbekrachtiging, ik wil airbags, ik wil airco en ik wil normaal muziek kunnen luisteren als ik op de snelweg rijd. Ik kan niet anders dan toegeven: ik wil comfort.
Eisen en wensen
Maar de volgende zomer is nog ver en de 205 blijft rijden, rijden, rijden. Ook mét de deuk die ik er in een pittoresk dorpje in gereden heb bij een faliekant mislukte hellingproef. Pas begin dit jaar begint het serieus te kriebelen. De zomer komt in zicht, ik krijg wat geld terug van de belasting en plots weet ik zeker dat dit het moment is: ik wil nu écht een andere auto hebben. Zodra die kogel door de kerk is, begin ik aan een leuk maar ook tijdrovend proces. Want welke auto moet het dan worden? Ik stel een lijstje van eisen en wensen op:
– Ik wil weer een Franse auto. Trouw aan Peugeot hoef ik niet per sé te blijven, het kan ook een Citroën or Renault worden. Het meest rationele argument dat ik voor deze keuze heb is het feit dat ik graag met de auto op vakantie naar Frankrijk ga. Als ik dan pech zou krijgen, heeft de garage de onderdelen paraat of vinden ze me in ieder geval sympathieker dan een Toyotarijder. Maar het heeft natuurlijk ook te maken met het imago en het gevoel rondom een Franse auto. Joie de vivre! En meer van dat soort clichés.
– Ik wil een coupé. Over mijn ex – die in het vorige verhaal dat ik hier publiceerde nog de vriend was die me liefkozend met Jeremy Clarkson vergeleek – heb ik ondertussen niet veel positiefs meer te melden, maar een goede smaak voor auto’s had hij wel. Hij is dus ook degene die me er toentertijd van overtuigde dat de coupé veruit het superieure automodel is. Niet omdat het nou zo handig is, of iets anders slaapverwekkends. Nee, het is gewoon het mooist. Ik wil niet alleen een auto die snel kán, ik wil ook een auto die er snel uitziet.
– Ik wil een auto uit deze eeuw. Oftewel, een auto die minder dan 20 jaar oud is.
– Ik wil een auto met airco. Zie eerdergenoemde vakanties in Frankrijk. En wie weet welk ander Zuid-Europees land ik daaraan toe wil voegen. Ik houd van warm weer, ik houd niet van zweten in de auto.
– Ik wil een blauwe auto. Of een zwarte. Het merendeel van mijn garderobe is zwart of blauw. Een significant deel van mijn interieur is zwart of blauw (en toch gezellig, echt!). Mijn ziel is zwart, mijn hart is blauw. Ik houd van zwart en van blauw.
Geen Peugeot, geen Renault
Er bestaat een auto die aan alle bovenstaande wensen voldoet en een beetje mijn hart steelt: de Peugeot 406 Coupé. Ontworpen door Pininfarina en te koop in de mooiste tinten metallic blauw. Ik zie er de perfecte opvolger voor de 205 in. Maar het zou wel een prijzige grap worden. Niet zozeer in aanschaf, wel in maandelijkse kosten. Veel mensen zullen hun hand er ongetwijfeld niet voor omdraaien, maar ik ben schrijver van beroep en werk veel in de creatieve sector. Oftewel: tot het moment dat ik een bestseller schrijf of de loterij win (beiden ongeveer even waarschijnlijk) ben ik niet bijzonder vermogend. De 406 valt dus af.
Begin mei maak ik een proefrit in een Renault Mégane Coupé uit 2003. Donkergroen, ook best chique. Ik heb het nu over een Mégane I, voor de duidelijkheid. Niet over een Mégane II, met dat gekke kontje dat best charmant kan zijn, maar totaal niet is wat ik zoek. Deze Mégane Coupé vind ik eigenlijk een beetje lelijk, en juist daarom heel mooi. Hij rijdt heerlijk, maar heeft ook een kofferbak waar je misschien net een handbagagekoffertje in kwijt kan, als je dat al langs de mini-achterklep krijgt. Ik ben bereid om veel praktische overwegingen in de wind te slaan, maar ik moét zonder al te veel problemen bagage kunnen vervoeren met m’n auto. De Mégane valt dus ook af.
De concessie
Als het geen Peugeot en geen Renault wordt, blijft Citroën over. De Citroën Xsara Coupé is de volgende op mijn verlanglijstje. Een autobedrijf in Soesterberg heeft er een staan die er op de foto’s prachtig uitziet. Glimmend zwart, nette bekleding. Maar in de realiteit blijkt de wagen al minstens een halfjaar buiten te staan. De grille ligt er half af en het interieur is beschimmeld. Mijn zus kijkt ernaar en zegt: “Deze auto ziet eruit alsof er iemand in overleden is.” We gaan naar een pannenkoekenhuis in plaats van een proefrit maken.
Een week later heb ik twee andere Xsara’s op het oog. Samen met een vriend rijd ik eerst naar Groot-Ammers en vervolgens naar Tilburg voor twee proefritten op een dag. De eerste is gelijk raak. Deze Xsara uit 2002 rijdt als een droom, is perfect onderhouden, en de mensen bij de garage zijn ook nog eens heel aardig. De auto voldoet volledig aan het eisenlijstje, op een ding na: hij is zilver. Dat vind ik eigenlijk de meest saaie kleur op aarde voor een auto. Maar het kwaad is al geschied: ik ben verliefd op die auto en wat kan een kleine concessie als de kleur me dan nog schelen?
Afscheid
Dat betekent natuurlijk wel dat ik nu echt afscheid van mijn 205 moet gaan nemen. Ik ruil hem in, dus een paar dagen later rijd ik ermee naar Groot-Ammers als laatste rit. Het is een prachtige voorjaarsdag en het landschap rondom de provinciale wegen in de Molenwaard ligt er pittoresk bij. Al rijdende laat ik de tranen even komen, denkend aan alle mooie herinneringen die ik aan de 205 heb. Maar terwijl mijn rug langzaam aan de stoel begint te plakken van de hitte weet ik ook: het is mooi geweest. Als ik even later in mijn Xsara naar huis rijd voel ik me de koning te rijk. En zo comfortabel. Ik kan wel janken.
Mijn nieuwe oude barrel en ik zijn ondertussen goede vrienden aan het worden. Af en toe ruk ik nog wat hard aan het stuur, omdat ik aan de stuurbekrachtiging moet wennen. En smijt ik wat hard met de portieren, omdat ik niet gewend ben dat die vanzelf dichtvallen. Oude gewoontes die vast snel slijten. In augustus rijd ik weer naar Frankrijk en ik kan niet wachten. Van de 205 komt binnenkort een mooie foto aan de muur te hangen. En weet je wat nog het mooiste is? Ik voerde laatst het kenteken in op de website van de RDW en wat blijkt: het fantastische ding heeft gewoon weer een jaar APK erbij. Die auto blijft rijden, rijden en nog eens rijden.