Sinds de 1e wereldoorlog is het traditie in Japan dat op oudejaarsavond 10000 mensen Beethovens ‘Ode zur Freude’ (ode aan plezier) zingen. Dit wordt uiteraard op televisie uitgezonden en is geweldig om naar te kijken. Dit zelfde gevoel krijg ik bij het rijden in de meeste Japanse auto’s.
Mijn huidige Japanse auto, de Mazda RX8.
Sinds een paar jaar rij ik in een Mazda RX-8, een Japanse auto en degene waar Willem Daan al eerder over schreef. Het allerleukste moment in deze auto beleef ik wanneer ik getankt heb bij een tankstation aan de snelweg. Gelukkig rijdt mijn RX-8 1 op 6 in de stad dus komt dit moment redelijk vaak voor. Na het tanken rij ik dan rustig weg van de pomp. Langs de parkeerplaatsen en bandenpomp, kijk nog even naar links en rechts om vervolgens het gaspedaal volledig in te trappen.
… het vermogen neemt alleen maar toe. Wat er vervolgens zich ontvouwt is vergelijkbaar met 10000 japanners die uit volle borst de auto vooruit proberen te zingen.
De motor gaat van 2000 naar 3000 toeren en het lijkt alsof ik in een gewone auto rijdt. Naar 4000, langzaam hoor je de trompetten blazen. 5000 toeren, Daar waar je bij elke andere auto voelt dat er minder vermogen beschikbaar is, voel je nu het tegenoverstelde: het vermogen neemt alleen maar toe. Wat er vervolgens zich ontvouwt is vergelijkbaar met 10000 japanners die uit volle borst de auto vooruit proberen te zingen. Tot 7000 toeren wordt het alleen maar luider, scheller en neemt het vermogen toe tot het punt waarop de krijsende japanner zich met een piepje gewonnen geeft op 7500 toeren en je smeekt om door te schakelen.
Schuldig over de ode aan plezier voel ik me nooit. Door de karakteristieken van de (wankel) motor is het namelijk aan te bevelen om dit af toe te doen. Aangezien een wankelmotor bij elke keer starten een klein beetje olie in de motor spuit kunnen olieresten en vuil zich opbouwen in de motor. Vandaar dat RX-8 rijders het credo hanteren ‘A red line (einde van het toerenbereik) a day, keeps the mechanic away’.
Vandaar dat RX-8 rijders het credo hanteren ‘A red line (einde van het toerenbereik) a day, keeps the mechanic away’.
Mijn liefde voor de RX-8 of eigenlijk beter gezegd de wankelmotor kwam van de Mazda 787B, niet alleen de 1e Japanse auto maar ook de eerste en enige niet cylindermotor aangedreven auto die ooit Le Mans heeft gewonnen. Dit jaar was ik met Willem-Daan op Le Mans en raakte ik weer verwonderd van een Japanse krijger. De Nissan GT-R LM P1 Nismo: een voorwielaangedreven krachtpatser die stiller is dan mijn stofzuiger (en in tegenstelling tot velen vindt ik dat een goede eigenschap) die eruit ziet alsof niet een autocoureur maar een superheld als Bat Man in rijdt. Helaas presteerde deze auto niet zo goed als de Wankelmotor tientallen jaren daarvoor of de Toyota het voorgaande jaar, maar de radicaal andere benadering van sportauto’s maakt voor het voor mij alsnog de winnaar. Overigens is dit niet de eerste radicaal andere auto van Nissan op Le Mans; de Delta Wing van een aantal jaar geleden was misschien nog wel radicaler.
Ik denk dat radicaal ook het beste de Japanse auto’s en dito autocultuur kan worden omschreven. Daarom begrijp ik wel dat wanneer ik tegen mensen vertel dat ik van Japanse (sport) auto’s hou ze me aankijken alsof ik zeg dat ik graag in Almere zou willen wonen. Echter, in tegenstelling tot Almere, gaat de radicaal andere ode aan plezier wat Japanse auto’s je brengen gaat nooit vervelen!